maandag 1 juli 2013

1760 October 10 getuigen voor Gras-Ott

Notarieel Archief Hoorn 2490: Elbert Langewagen 10-10-1760

Desen 10 en 11 october Anno 1760.
compareerden voor mij Elbert Langewagen openbaar notaris bij den Ed: Hove van Hollant geadmitteerd, binnen Hoorn residerende, ende de nabeschreven getuijgen

Cornelis Gras herbergier even buijten dese stads Noorderpoort, broeder van den eerste requirant, mitsgaders Marijtje Heerel weduwe van Ignatius Ott, ende Pieter Ott kleremaker beijde wonagtig binnen dese stadt, moeder en broeder resp: van de twede requirante, als mede Anna van Wijk [*zie onder], wonende in de Herberg de Lantaern alhier, en eijndelijk Femmetje Sparenbergh [*zie onder], huijsvrou van Hermanus de Punt, mede alhier wonagtig.

Dewelken ten versoeken van Simon Gras en zijn vrou Anna Maria Ott, gewoont hebbende in de Herberg de Jaagschijt binnen dese stadt, missionanten(?)‚ verklaren bij desen hoe waer is dat aen haer deposanten door mr Jacob Groot en Reijnier Pereboom als advocaat en procureur de voorsz: requiranten bedinende is voorgehouden sekere attestatie gegeven bij Trijntje Jacobs de Boer als meijt bij de requiranten gewoont hebbende en gepasseert voor de notsaris Jacob van Beek en getuijgen alhier den 25 meij 1760 hebben de deposanten ten dienste van de justitie, en op dat geen verkeert gebruijk van gemelde attestatie souden worden gemaakt, dese gewillig en sonder persuensie van iemant, veel minder onder beloften gepasseert om te kunnen spreken als nae beloven.

Verklarende den eerste deposant Cornelis Gras, dat ten sijnen huijse van wegens de requiranten wel sijn gebragt agt a tien porceleijne schoteltjes, om de selve voor gelt over te nemen vermits de requiranten daerom seer verlegen waren;

Dat hij deposant die schoteltjes heeft bevonden soo slegt en beschadigt dat hij die niet wilde copen en te samen aen hem geen daelder waerdig waren, dat die schoteltjes twee dagen daer naer door de voorsz: meijt Trijntje Jacobs wederom van hem deposant zijn afgehaalt geworden.

Dat hij deposant bevorens of daer nae genige goederen van de requiranten ten zijnen huijse heeft gehadt en ten huijdigen dage niet heeft, veel minder om enige van doen te verduijsteren of agter te houden.

Dat hij deposant wel een vhars van de requiranten op zijn stal heeft gehadt, maer dat die cort daer nae door den eerste requirant aen Jeuriaen Otto Versmits wijnkoper alhier voor tagtig gls of daer ontrent, in mindering van zijn pretensie is overgegeven.

Zijnde dito alles gebeurt in jan: immers in het begin van het lopende jaer 1760, sonder de preciese dag te kunnen melden.

Dat hij eerste deposant wel gelt aen de requiranten vermits haer armoede nu en dan gegeven heeft, hebbende ook tot goetmaking der huurpenningen van de herberg het Jaagschuijtje verschenen maij 1760 aan haer gegeven twee gouden ducaten.

De twede deposante Marijtje Heerel verklaart dat ten haren huijse wel goederen uijt het huijs van de requiranten zijn gebragt, maer dat de selve zijn geweest of de sodanige dewelke aen haer deposante in eijgendom toebehoorde en aen de requiranten voor een tijt tot gebruijk waren gegeven geworden; ofte de sulke dewelke hebben bestaen in lijnwaet van de requiranten omme op het velt agter des deposantes huijs gebleijkt te worden, dog welke telkens aen de requiranten ter hant zijn gestelt geworden.

Dat sij deposante enige goederen van geringe importantie hebbende bessat in twee rocken en twee borstrockjes van haer dogter, op het donderdagse boelhuijs alhier heeft verkogt, uijt oorsake dat de requiranten geen gelt hadden om iets te kunnen koopen.

Dat zij deposante van de troudag van haer dogter af veeltijds des daegs ten huijse van de requiranten is geweest, niet met een quaet maer met een goet oogmerk, namentlek om een meijt uijt te winnen, als hebbende haer dogter in veelerhande huljselijke besighecìen geadsisteert.

Dat sij deposante noijt manden met goederen voor de requirante heeft weg gedragen om d1e te verduijsteren, maer dat zij wel mande met turff uijt haer deposantes huljs aen de requiranten ofte haer bediendens heeft afgegeven, omdat zijlieden geen turff in haer huijs hadden.

Hebbende zij deposante nog daer en boven, om voor haer kinderen in der selver bekommerlijken staet te helpen dikwerff met gelt, boter en kaes, voor soo veel haer vermogen toeliet bij gestaen.

Den derde deposant Pieter Ott verklaart, dat hij wel enige goederen van de requiranten heeft ontfangen, maer dat het zijn geweest ofde sodanige die den deposant aen de requiranten voor een tijt tot gebruijk en te leen had gegeven en aen hem deposant in eijgendom toebehoorden, ofwel de sulke dewelke de requiranten aen hem deposant in voldoeninge van geleende gelden arbeijdsloon en verschot hebben gegeven, gemekt(?) den deposant zijn gelt voor zijn vrou en kinderen selff benodigh had.

Zijnde juli gebeurt in het naejaer 1759, hebbende noijt naderhant enige goederen van de requiranten in zijn huijs gehad, veel minder dat hij de selve voor de requiranten heeft agter gehouden ofte verstoken.

De vierde deposante Anna van Wijk verklaert geen goederen van de requiranten in haer huijs te hebben, als dewelke zij in publijke veijling onlangs daer van gehouden heeft gekogt.

Dat zij wel enige meubele goederen in drukte van de requiranten heeft geleent, maer aen haer wederom gegeven, gelijk zij ook in diergelijk geval, een de requiranten en andere geburen goederen tot gebruijk te leen heeft gegeven dog ook weder ontfangen.

Dat het wel gebeurt is, dat zij gelt of enige vlessen met wijn aen de requiranten heeft geleent, dog dat de ledige vlessen als ook vollen in een mantje aen haer weder zijn besorght geworden.

Hebbende zij voorts genig ander goet hoegenaemt van de requiranten het zij bij nagt, bij dag, of ontijdigh uijt handen van de requiranten ontfangen.

Eijndeìijk verklaert de laatste en vijfde deposante Femmetje Sparenberg dat zij ruijm een en een halff jaer bij de requiranten als werkster of schoonmaakster heeft gedient, en wel tot die tijt toe wanneer de requiranten uijt hare huijsinge of herberge de Jaagschuijt hebben moeten vertrecken, gedurende welke tijt zij niet gesien heeft dat er enige goederen in manden of packen uijt het buijs van de requiranten zijn weggedragen geworden.

Dat zij deposante sulx ook noijt bij andere gelegentheden heeft kunnen bemerken aengesien zij selve het linden en wollen goet heeft bewassen, het coper en tin geschuurt en ander goet schoon gemaekt, al het welke buijten de dagelijkse slijting en breking niet vermindert is geworden.

Waar mede zij deposanten dese hare verklaring eijndigen, gevende voor redenen van wetenschap dat zij deposanten tgunt voorsz: is in eijgener personen hebben verright en verder als in den tent, bereijt zijnde dese is 't noot nader gestant te sullen doen.

Aldus gedaan int bij zijn van Pieter Fonteijn, en Jan de Graaff burgers alhier als overstaende getuijgen.

Cornelis Gras
dit merk is bij Marijtje Heerel gestelt
dit merk is bij Femmetje Sparenberg gestelt
Pieter Ott
Annatje van Wijk
Pieter Fonteijn
Jan de Graaff
quod testor E: Langewagen nots:

[* Annaatje van Wijk; otr. 24-7-1762 Hoorn (wed. won. Amsterdam, afk. Hoorn/ j.m. won. Amsterdam, afk. Hertogenbosch) Josua Bebelaar]
[*Hermanus ter Punt; geh. 14-3-1756 Hoorn (j.m. afk. Oldenzaal/ j.d. afk. Dalsum, beide  won. Agterom Hoorn) ; Femmitje Sparenberg, ovl. aang. 17-3-1808 Hoorn RC weeshuis, moeder van Anna ter Punt; geh. 1786 Coenraad Hoogstetter; en van Bernardus ter Punt; geh. 1790 Geertruij Rijshuis]

















Geen opmerkingen:

Een reactie posten